Een stel staat bij de koffiebar in het theater. De vrouw kijkt krampachtig door haar leesbril om de juiste euromunten uit te tellen waarmee ze de schuld van een rode wijn en een zwarte koffie kan vereffenen. De gezichtsuitdrukking van de man duidt op ervaring als leidinggevende in een staffunctie. Het smoelwerk van de vrouw duidt op irritatie over de invoering van de euro. De man maakt met zijn blik de aarde het verwijt dat het hemellichaam niet stopt met draaien als zijn vrouw met iets belangrijks bezig is.
Ze moet uiteindelijk pinnen.
‘Wat een apart bedrag: 5.53’, zegt de man. ‘Of je rondt af, of je doet het niet.’ Ze schuifelen naar en sta-tafel. Als de drankjes stabiel staan tikt hij plagend het programma van de voorstelling uit haar handen, verliefd kijkt ze vanachter haar koffie naar hem op.
De vrouw moppert nog even verder, over dat haar man niet van theater houdt. Haar metgezel glimlacht en somt op wie er de komende tijd op bezoek komen: de kinderen, de kleinkinderen, Annie en Henk en zo gaat hij nog eventjes door. De vrouw glimlacht en zegt: ‘En ik vrijdag even.’ Hij drukt haar tegen zich aan. Hand in hand lopen ze de zaal in. Er staat een stuk op het programma over depressie en zelfmoord, maar dan humoristisch gebracht.