Eindelijk is er een echte schrijver bij de boekhandel in ons dorp. Eentje die je ook wel eens op televisie ziet, ondanks dat er geen programma’s over boeken meer zijn. Het is zaterdagochtend en in de winkelstraat waar je niet mag fietsen miezert het. Ik heb net twee uur met mijn pleegzoon geworsteld om hem naar judoles te krijgen. Hij houdt van judo, maar de weg ernaartoe is altijd zwaar. Ik ben druk in mijn kop, maar fiets toch naar de winkel, want dit had ik me voorgenomen.
De schrijver is Ronald Giphart. Ik weet nog precies hoe ik Nederlands had op de Protestants-christelijke middelbare school in de provinciestad waar ik opgegroeid ben. Onze school moest in vroomheid opboksen tegen concurrenten in de omgeving. Er werd veel gebeden, maar steeds minder geloofd.
Mijn leraar Nederlands was iemand die dacht dat hij eruitzag als Jean Pierre Rawie en die dacht dat hij de humor had van Lévi Weemoedt. Beide percepties waren ten dele waar. Ik vroeg aan hem of ik ‘Giph’ op mijn lijst kon zetten. Hij trok even aan een imaginaire pijp en zei dat dit wel kon. Het was wel van belang dat ik hiervoor de goede argumentatie in wist te brengen. Precies dat zei hij vorige week ook toen een malloot vroeg of hij Suske en Wiske op de lijst mocht zetten.
Ik herinner me nog dat hij iets zei over dat er wel veel seks in zat en dat dit niet de boventoon mocht voeren. Ik vond dat niet erg. Nu ik Gipharts nieuwste roman Alle tijd lees moet ik toegeven dat hij niet heeft verleerd om elke gelegenheid tot het omschrijven van de daad optimaal te benutten. Ik vind dat een goede zaak, zeker in een wereld waarin een tepel niet op Facebook mag, maar een doodgeschoten hert wel. Ik heb ‘Giph’ destijds op mijn lijst gezet. Nooit heeft er iemand om een uitleg gevraagd.
Mijn leraar Nederlands bedoelde het zonder twijfel goed. Toch weet ik me van Nederlands weinig meer te herinneren dan al die dictees waar ik een één voor had. Het is blijven hangen dat je voor taal bang moet zijn. Dat er regels zijn voor hoe het hoort. Dat er regels zijn voor wat literatuur is en wat niet. Een gevolg is dat ik nog altijd bang ben om fouten te maken, terwijl er niets mooiers is dan een taalfout die tot een nieuw inzicht leidt.
Maar ik leid af. Ronald Giphart is in ons dorp en ik heb mijn fiets tegen de boekhandel gekwakt. Ik verwacht een rij meiden die vroeger smulden van zijn boeken, net als bij Doe Maar. Ik had in ieder geval groupies verwacht die naar Pauw of DWDD kijken.
In de boekhandel is het echter stil. Ik zie vrouwen van de boekhandel en de uitgeverij. Giphart staat aan een tafel met een hoge stapel boeken. Ik twijfel tussen kassa en stapel en pak dan maar een boek van de stapel. Giphart omschrijft de situatie als een cartoon van Van Straaten. We praten wat. Het is een fijn gesprek. Ik merk dat ik het liefst met hem zou willen praten over schrijven, maar dat niet doe. Er mist bier.
Dan schud ik hem de hand en loop ik bijna zonder betalen de deur uit.