Op het podium staat een prachtige volslanke Kate Bush, die minder euforisch danst dan haar voorbeeld. Haar stem is vrijwel identiek en ook haar poppige gezicht past goed bij het plaatje. Ik kijk over een pul bier naar publiek van zestigers. Opvallend veel van hen leggen – intussen olijk dansend – het optreden integraal vast met hun mobiele telefoon. Voor thuis denk ik, omdat het dan toch beter klinkt dan op de plaat.
De prettig ronde Kate zingt: ‘I hear him before I go to sleep’ en ik ben weer terug in mijn jeugd. Ruim vijfentwintig jaar geleden stond ik met vrienden bijna wekelijks op een podium. We noemden onszelf Fish, ons er goed van bewust dat de zanger van Marillion al jaren die naam gebruikte. Het had iets met vissen en broden te maken geloof ik. Ik die tijden voelde ik me als atheïst vaak eenzaam tussen de vrienden die toen nog in een god geloofden.
We speelden in de hervormde kerk en met de kerst een hele dag bij de Albert Heijn. We hadden geen zanger. Enkele decennia wijzer geworden weet ik dat dit niet was omdat niemand kon zingen, maar omdat er te veel ego’s in de groep waren. Bij de drummer liep het testosteron bij de broekspijpen naar buiten, de gitarist was eigenlijk te goed voor de band en het echte talent was het prachtige meisje op het keyboard dat alle arrangementen maakte.
Ik speelde hobo en zat vooral in de band omdat de violist mijn vriendin was. Naast school en huiswerk was dit het enige uitje dat haar gepermitteerd was. Goede cijfers stonden centraal, want dat was je toekomst. Maar ondanks alles was ik niet volledig overbodig, ik had muzikaal wel degelijk een rol. Zo deed ik het goed bij ‘Old and Wise’ van Alan Parsons, ‘Nightswimming’ van R.E.M. en natuurlijk bij ‘The Man With the Child in his Eyes’ van Kate Bush.
Het was een bijzonder tijd. Zoals de Tröckener Kecks zo mooi zongen: ‘Welkom op het feest van de gemiste kansen.’ Ik was een vreselijk naïeve tiener en deed maar wat. De band hield op te bestaan omdat we andere dingen gingen doen, zo verhuisde ik met de jeugdliefde naar een studentenstad. Ik stopte met spelen, en de liefde overleefde het studentenleven maar enkele maanden. Er kwam ruimte voor andere zaken en daardoor gaan dingen kapot.
Die avond staat Kate Bush voor mij op dat podium. Die avond is er geen echte hobo, want er zijn mensen die denken dat een keyboard een vergelijkbaar geluid kan produceren.
Ik sta daar met een steeds leger wordende pul bier en denk aan wat ik anders zou doen. Of de naïeve tiener van toen verdwenen is en dan bedenkt ik dat dit niet zo is. Op zijn best heb ik geleerd om mezelf goede gewoontes aan te leren, maar ook dat lukt maar met mate. En dat is misschien maar beter ook.
Categorie: column
De spiegeling van jezelf
Een lichtbruine vink tikt op het raam van de serre aan de voorkant van ons monumentale huis. Het geraas van het verkeer lijkt hem niet te deren. Telkens weer vliegt hij tegen het raam. Hij pikt agressief tegen het glas-in-lood. Nou heb ik het niet meer zo op vogels de laatste tijd. Het heeft me twee jaar gekost om van een agressief meeuwenpaar af te komen. En het geluid van de vink stoort bij het televisiekijken.
Enkele uren later is het vogeltje nog steeds bezig en daarom roepen we de hulp van internet in. Het blijkt dat sommige vogels tegen de ruit tikken omdat ze zich bedreigd voelen door hun eigen spiegelbeeld. Tijdens het tikken vergeten ze wat belangrijk is: eten, een nest bouwen en voortplanten. Veel vogels sterven hierdoor, aldus de Vogelbescherming.
De gelijkenis tussen vogels en mensen is frappant. Laten we eerlijk zijn: zijn jullie nog in staat om meer te zien dan een spiegeling van jezelf? Ik heb er vaak moeite mee, ook omdat er zo veel onzin wordt beweerd. Trainen we onszelf nog om ons in te leven in een totaal ander persoon? En kunnen we dat ook nog nu het allemaal door oorlog, inflatie en klimaat minder wordt in Nederland?
Ik merk dat ik de laatste tijd vaak lastige gesprekken heb, zeker als ik zeg dat ik iets doe met de woon- en opvangcrisis. Zo worden in ons dorp hopelijk snel flexwoningen gebouwd, en dit gebeurt op plekken waar mensen nu hun hond uitlaten. En dan is er ook een noodopvang die overvol zit met veel mannen met baarden. En ik sprak een oudere vrouw die haar baan kwijt is geraakt, Oekraïners namen het werk over. En dan heb ik vrienden die elke keer als de zon lang schijnt of als het lang regent zeggen: het klimaat is nu echt doorgeslagen.
Het is ook beangstigend: de wereld verandert in rap tempo. We kunnen de tijd gebruiken om onze make-up bij te werken, of om elkaar in de ogen te kijken en verder te gaan. Ik heb al eerder geroepen dat we nog steeds recht hebben op een summer of love na corona. Het wordt tijd dat we er een feestje van maken met elkaar. Goede gesprekken vanuit diepliggende interesse waarvan de uitkomst niet zo relevant is. En laten we stoppen met een mening hebben, ik ken niemand die nog een mening wil horen.
De oplossing voor mijn vink was overigens vrij simpel. We zijn met plakband en huishoudfolie aan de slag gegaan om de ramen af te dekken. Het duurde even want de vogel vond telkens weer een nieuw raam, maar na een dag was de rust weergekeerd. Met een beetje mazzel hoor ik binnenkort gezellig gekwetter van een nieuwe generatie vinkjes.
Dit artikel verscheen eerder in Kortom – het personeelsblad van het Rijksvastgoedbedrijf.
Servet
Sommige mensen ontspannen door het kijken van een serie of het lezen van een boek. Sommigen doen dit door het beoefenen van een sport. Anderen doen dit door zich met een zweep tot eenzame orgastische hoogten te laten meppen. Ikzelf heb meerdere strategieën, maar ik ontspan vooral door het maken van wandeling in een woonwijk, bij voorkeur een uit de jaren zeventig. Ik vind dit op vele fronten een interessante periode, ook omdat dit een tijd was waarin we als mensen nog plannen durfden te maken, ambitie hadden en over het algemeen blij waren als een overheid de zaken goed regelde.
Ook deze dinsdagmiddag maak ik een wandeling door een wijk met erven in plaats van straten. Ik scharrel tussen de aan elkaar geschakelde woningen door en passeer het centrale winkelcentrum dat de kerk uit de jaren vijftig heeft vervangen. Iedereen kent die centra wel die vooral naar binnen gericht zijn, de buitenzijde dient vooral om auto’s tegen te parkeren.
En bij een van die auto’s gebeurt iets wonderbaarlijks. Ik zie dat een meter of twee bij me vandaag – aan de andere zijde van wat trieste struiken – een oudere man met een gepijnigd gezicht bezig is om zijn blaas te legen. Het duurt even voor ik hem gepasseerd ben, wat maakt dat ik ook nog meekrijgt hoe hij met een servetje met paasmotief zijn geslacht met een lange draaiende beweging grondig schoonveegt. Even denk ik dat hij verontschuldigend naar me kijkt, maar dan zie ik dat hij vooral bezig is om te voorkomen dat zijn dikke bril van zijn neus af dondert. Het servertje fladdert de houtwal in en de man loopt terug naar zijn auto.
Ik loop door en bedenk me dat een toiletbezoek ook een prettige manier kan zijn om te ontspannen. Ik betwijfel echter of – als ik zijn gezicht weer voor mij zie – dit bij deze man ook het geval was.
Klokkie
De jongen met een Noord-Afrikaans uiterlijk zit in zijn eentje in de sprinter. Een oudere dame kijkt angstig naar hem. De jongen diept een horloge uit zijn joggingbroek en poetst hem op. Het klokje lijkt op een Rolex. Hij laat een ander horloge van zijn pols glijden en stopt deze in het tasje van zwart leer dat hij onder zijn oksel draagt. Hij vervolgt het oppoetsen door met hete adem het glas te laten beslaan en dit vervolgens mij de mouw van zijn sportjasje weg te vegen.
Dan stopt de trein midden in het weiland. De jongen kijkt getergd om zich heen en begint onrustig op zijn telefoon te tikken. De oudere vrouw kijkt weer eens misprijzend naar de jongen.
Het is raar dat we midden in het weiland stoppen, het is een enkel spoor. Bij hoge uitzondering staat hier een koe op het spoor. De jongen zit nerveus in zijn telefoon te fluisteren en kijkt afwisselend naar beide kanten door het gangpad. Het lijkt een beetje op iemand die een spannende tenniswedstrijd volgt.
Godzijdank gaan we uiteindelijk weer rijden. Sloom rijden we kort erna het dorpsstation binnen en de jongen staat op. De oudere vrouw kijkt nog steeds angstig als hij haar met de nodige elegantie voor laat gaan bij het uitstappen. Dan stapt hij uit en valt in de armen van een stevige dame met geblondeerd haar een een tatoeage in haar hals. Trots laat hij zijn nieuwe klokkie aan haar zien en zij geeft hem een kus, terwijl ze haar hand op de bil in zijn joggingbroek laat rusten.
De moedervlek
Helaas ken ik veel mensen die kanker hebben gehad. Voor dit feit zijn vast allerlei rationele verklaringen te vinden, maar het maakt wel dat ik, als er iets met mijn lijf is, dit relateer aan kanker. Zo had ik onlangs een moedervlek in mijn hals die jeukte. Op naar de huisarts. Direct deed het doembeeld van kanker me bijna bevriezen. Een paar keer twijfelde ik in die dagen of ik moest gaan uit angst voor wat er allemaal kon gebeuren.
En dan is er de ochtend dat ik bij de arts in zijn kamer zit. Hij kijkt naar zijn computer en met een half oog naar mijn hals. ‘Dat is geen moedervlek maar een fibroom.’ Het voelt of ik straf krijg voor de nutteloze inzet van zorg. Hij biedt aan om het huidaanhangsel toch weg te branden, als ‘service’, want medisch is het niet nodig. Het is fijn dat hij iets doet, het maakt me eigenlijk niet zo veel uit wat. Met een soldeerbout ‘schaaft’ hij de fibroom uit mijn hals en ik ruik de geur van mijn eigen verbrande vlees dat op een vage manier tevreden stemt.
‘Ik zal hem toch missen,’ zeg ik in een poging geestig uit de hoek te komen.
‘Je bent er wel erg mee bezig,’ zegt hij. Ik ontken en verlaat snel de praktijk.
Vlees
Ik breng veel tijd door in kantoren. Dit is allemaal tijd die minutieus wordt geregisseerd door digitale agenda’s. Die ochtend is de wereld echter anders. Het is mistig en ik slenter over een industrieterrein. Ik geniet van de koffielucht, voor mij het signaal dat ik vlak bij Utrecht ben.
Ik ben op zoek naar een creatieve broedplaats waar ik input ga geven op een visie. Ik heb een half uur ‘blokken’ in mijn agenda gezet om doelloos rond te lopen. Het is koud, grijs en mistig en er staat ineens man met de witte overall naast de weg. Zijn dikke buik zit vol met bloed en hij rookt haastig een sigaret. Achter hem staat een rij transportbusjes. Op elk exemplaar is met rode letters op de blauwe achtergrond gedrukt: ‘Meat the family.’ Het is helder: hier wordt vlees geproduceerd.
Vanuit de mist duikt een vrouw op, die op een luidruchtige scooter aan komt rijden. Ze heeft een bol gezicht dat wordt omlijst door een regenponcho die fladdert in de wind. Ze doet me denken aan de bloem die digitaal om een babyhoofdje is geplakt voor de kinderserie Teletubbies.
De man drukt de sigaret uit met zijn voet. Hij sloft naar de hal van de familie vlees. Ik loop door en voel me ineens gezegend dat ik vandaag input mag leveren op een visie.
Wat zou u doen om de wereld te redden?
Aan het overkant van het gangpad in de sprinter zit een dame die lijkt op actrice Emma Thompson te lezen in het magazine van de Volkskrant. Van afstand zie ik dat ze de rubriek voor zich heeft waarin mensen elkaar tips geven over moeilijke situaties in het leven. Ik heb deze week nog geen advies gegeven, dus ik zoek hem op in de app.
De casus is als volgt. Een stel van begin dertig twijfelt erover om kinderen te krijgen vanwege de klimaatcrises. Gelukkig heb ook ik direct een mening. Het moet toch mogelijk zijn om zelf als mens gelukkig te zijn en tegelijk rekening te houden met de toekomst van de aarde? Een mens lost nooit alle miserie in een mensenleven op en elk mens kan ook een bijdrage leveren. Overigens kan een nieuwe generatie ook op een andere manier een bijdrage leveren aan een betere wereld: we zijn als mensen meer dan onze CO2-footprint. Ik kijk het raam uit en ben tevreden met mijn analyse.
De dame fronst tijdens het lezen en kijkt ook naar mijn weilanden. Tegenover haar zit een jongeman met een dreumes op schoot. Het kind brult af en toe en de vader stopt een mariakaakje in het muiltje, dit levert hem telkens een paar minuten rust op.
In de spiegeling van de ruit zie ik hoe de dame doorbladert naar de column van Eva Hoeke. Ik browse als een digitale stalker door de app. Hoeke vertelt over een film waarin een vrouw centraal staat die in haar leven een sekspartner (haar inmiddels overleden man) heeft gehad. Maar één sekspartner schrijft ze, woorden zijn belangrijk. Na de dood van haar man heeft ze een sekswerker ingehuurd die met haar het hele programma van technieken afwerkt waar ze de afgelopen decennia niet aan toe is gekomen. De vrouw in de trein is erg lang aan het lezen, glimlacht en tuit haar lippen.
En dan is het kaakje op en schreeuwt de dreumes iets naar zijn vader. Ik bedenk dat zijn welzijn altijd centraal moet staan. Dan we allemaal ons best moeten doen om zo min mogelijk een last voor de aarde te zijn, maar dat we zeker niet moeten stoppen met leven. Dat we allemaal moeten weten of we gelukkig zijn met een, twee of honderden partners en in welke verband. Dat iedereen de worsteling om keuzes te maken zelf zal moeten ondergaan.
De wereld wordt er niet beter van als we elkaar de maat nemen. De wereld wordt er niet beter van als iemand zegt wat je moet doen, ook al luister je niet. De wereld wordt er beter van als we elkaar ruimte geven om te ademen.
Terras in Rotterdam
De zon schijnt en ik loop door Rotterdam. Dit is bijzonder, omdat het eigenlijk winter is. Het is fantastisch om door de markthal te lopen en vervolgens over de echte markt ernaast. Twee werelden zo vlak bij elkaar. De stad is constant in verbouwing, alsof het bombardement een golf aan heeft gezet die nooit is opgehouden.
Van al die werkzaamheden krijg je honger en dus loop ik een terras op. Voor mijn neus valt een glas cola van het dienblad van een serveerster. ‘Niet weer,’ zegt ze. Haar gefrustreerde blik doet me denken aan mijn jongere zelf. Aan die baantjes die ik – altijd kortstondig – had in mijn studententijd. Baantjes waarin je praktische dingen moest kunnen, omdat mensen verwachten dat je dit kan als je aan de universiteit studeert.
Ik ga zitten en bestel bij de andere serveerster (die met de portemonnee) een broodje en een koffie. Ze zegt dat het vandaag iets langer duurt vanwege het personeelstekort.
Een minuut of tien later staat de serveerster verward om zich heen te kijken aan de andere kant van het terras. Die eenzame ‘latte macchiato’ is vast voor mij, er zit niemand alleen op het terras. Ze vraagt het aan de serveerster met portemonnee en die wijst naar mij. Ze hoeft er niet eens voor op haar tablet te kijken.
Als ik het broodje tonijn op heb stuitert er een biertje van een dienblad op de tafel van de mensen naast mij. Ik voel wat spetters als een zomerse regenbui in mijn gezicht belanden. Het meisje zegt: ‘Kut’. De mensen naast me mopperen over al het glas en hoe gevaarlijk het is voor hun hond Anton. Ik kijk over het terras en zie ineens talloze scherfjes oplichten in de laagstaande zon. Tegen een tafel staat een bezem en op de grond ligt een stoffer en blik.
Normaal vind ik het geven van een fooi ongemakkelijk, maar die middag in Rotterdam niet. Deze serveerster verdient een staande ovatie. De serveerster met de portemonnee kijkt dankbaar als ik afreken.
Onder een dekentje
Dit jaar gaat alles kapot. In enkele weken geven mijn auto, koelkast en wasmachine er de brui aan. Nou is mij bekend dat kamerplanten mijn aanwezigheid niet lang overleven, maar apparaten wisten – tot nu toe – mijn liefde wel te waarderen.
De druppel die de emmer deed overlopen was die wasmachine. Deze ramp gebeurde op zo’n dag in de herfst waarop de regen ontroostbaar is. Boven in mijn huis hoorde ik een traumaheli in ons washok landen en direct hierna viel de stroom uit. Ik checkte of ik een ‘NL Alert’ had gekregen, liep naar boven en rook de geur van verbrand rubber.
De monteur zei: ‘Dertien jaar. Dat is een ouwertje’. Dit voelde als een persoonlijke belediging. Ik ben een positief mens, bij de pakken neerzitten doen we niet, dus de dag erop laat ik het karkas van de machine de trap afglijden op weg naar het grofvuil. ‘Ach, de trap moest toch al een nieuwe laag lak hebben,’ denk ik opgeruimd als ik het sleepspoor van splinters in het ruim honderd jaar oude hout zie.
Ik bestel een nieuwe machine en twee dagen later wordt hij geleverd. Volgens het vinkje in het bestelformulier wordt hij netjes op de drempel gezet. Het apparaat gaat gelukkig eenvoudiger naar boven dan dat ik het karkas beneden kreeg. En dan dacht ik dat ik de theorie van de zwaartekracht wel begrepen had.
Een uurtje later staat hij keurig in zijn hok. Hij doet exact hetzelfde als zijn voorganger, met als nieuwtje dat ik contact met hem kan opnemen via de mobiele telefoon. Waar ik overigens het nut niet van inzie, want het is niet dat hij mij even appt als de was klaar is of vraagt of hij een extra rondje moet centrifugeren.
Maar goed, het apparaat staat twee weken zijn werk te doen, terwijl het buiten nog steeds regent, als er ineens wéér een helikopter in het washok landt. Ik ruik dit keer geen rubber, maar het apparaat waggelt wel als een eend door het hok en laat een spoor van cementgruis achter.
Chagrijnig trek ik de stekker uit het stopcontact, loop over de gesplinterde trap naar beneden en ga in de woonkamer mokkend onder een dekentje zitten. Ik roep keihard een aantal vieze woorden, haal diep adem en prijs mezelf gelukkig met veel vrienden met veel wasmachines. Natuurlijk: alles gaat kapot dit jaar, maar alles is ook te ‘repareren’. Of – zoals de monteur een week later zou zeggen: ‘Trommel kapot, chassis naar de knoppen, deuken in de ombouw – jullie hebben een nieuwe nodig.’
Dit artikel verscheen eerder in Kortom – het personeelsblad van het Rijksvastgoedbedrijf.
Mijn plastic hart
Kort na de kerstvakantie kocht ik online een plastic hart uit China. Iets bestellen in China vinden wij natuurlijk allemaal vreselijk fout. Ik word hier dan ook een keer of honderdvijftig per dag door mijn omgeving op gewezen, want klimaat, arbeidsomstandigheden en mensenrechten. Allemaal waar. Gelukkig ben ik deels in mijn puberteit blijven hangen. Hoe harder jij zegt dat iets moet, hoe minder ik het ga doen. Het is daarom voor mij van levensbelang (en daarmee uiteindelijk ook voor jullie) dat ik af en toe iets doe wat moreel verwerpelijk is. Wees blij dat het bij plastic hartjes blijft.
Het plastic hart bestaat uit twee helften die je om een groeiende vrucht kan klemmen, waardoor deze tijdens de groei de vorm van dit hart aanneemt. Ik hoor mijn dochter al bewonderend “cute” roepen bij de aanblik van een appelhart. Er waren dus alleen maar goede redenen om op de bestelknop te klikken. Ik betaalde via de app van mijn bank een bedrag waarmee je in Nederland niet eens een pakket van Almelo naar Mariaparochie kan sturen.
Het was dit jaar een slecht appeljaar: ze vielen op de grond of groeiden traag. Ondanks de klimaatcrisis waren ze al flink toen diep in de zomer een pakketje op de deurmat viel. Ik was mijn hart alweer vergeten, maar toen het kwartje viel, scheurde ik het pakje direct open. Mijn vingers bleven echter in het plastic hangen; men smelt blijkbaar in China pakketjes dicht. Ik haastte me naar de schaar. Het voelde alsof je een volle blaas hebt en bijna thuis bent. Het pakket moest open en wel nu.
Zijn appels kleiner in China dan bij ons, weten jullie dat? In de webwinkel werden er watermeloenen in deze harten geperst, maar het ding in mijn handen was twee duimen breed. Van opgeven kon geen sprake zijn, ik werk niet voor niets bij de overheid, en ik begaf me naar de boom. Na enig zoeken vond ik nog een appel die in de groei was achtergebleven en klemde het hart er omheen. Deze appel brak af en de tien erna ook. Pas toen ik de appel fluisterend smeekte om te blijven hangen, lukte het mij om de vorm er omheen te krijgen.
Na de vakantie loop ik door het kniehoge gazon naar de appelboom. In de boom hangt een appel die mooi rond is geworden, met aan twee kanten een afdruk van een hart. De ene helft doet aan een rood achterwerk denken. De andere helft verkeert in staat van ontbinding, doordat een schimmel zich in mijn plastic hart heeft genesteld. Het hart zelf ligt in twee delen op de grond.
Toch ben ik blij met mijn hart. Het resultaat had mooier kunnen zijn, maar ik ga het zeker volgend jaar nog een keer proberen: misschien luistert een braam wel naar mijn poging tot onderdrukking.
Dit artikel verscheen eerder in Kortom – het personeelsblad van het Rijksvastgoedbedrijf.